Editie 137 | Bladzijde 4 5. sep 2010 AD
<<< vorige volgende >>>


Inhoud


04 09 2010,

- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het Onderschrift en de verjaardagskalender

- Bladzijde 2
Op de tweede pagina vind je alles over de Competitie.

- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je de middeleeuwse rubriek

- Bladzijde 4
Op de vierde pagina vind je de producten rubriek van Niecke.

- Bladzijde 5
Op de vijfde pagina vindt je de beursbabels van Ome Kilo.

- Bladzijde 6
Op de zesde pagina vind je het vervolgverhaal

- Bladzijde 7
dankwoord


'



Dag beste lezers,
Na lang wachten een nieuwe uitgebreide editie van de krant.
Uiteraard is er ook deze editie een Producten rubriek van Niecke.
Deze keer zijn we aanbeland bij de paarden.

Kapi-Regnum
Om Paarden te maken hebben we een veeboerderij, 200 emmers water en 300 zakken knollen nodig.
Paarden kan je niet op eigen markten verkopen.
Het onderzoek van deze beesten gebeurd in de boerderij an de meesterfokker.
Door deze te leveren aan de Stadswacht en/of aan de Kathedraal ontvang je statuspunten.

Algemeen
Het paard behoort tot de onevenhoevigen en heeft per been slechts één teen.
Van oorsprong heeft een paard vijf tenen waarbij de hoef feitelijk de vergrote nagel van de middelvinger is.
Andere overblijfselen van de tenen zijn de griffelbeentjes (ring- en wijsvinger), de zwilvrat (duim) en het spoortje (pink).

Paarden zijn planteneters, maar geen herkauwers.
De voortanden gebruiken ze om gras en dergelijke mee af te rukken, waarna dit door de kiezen vermalen kan worden.
Zowel hun gehoor als hun reukvermogen zijn bijzonder goed ontwikkeld.
De manen, het lange haar op de bovenzijde van de hals, zijn vermoedelijk ontstaan als bescherming tegen roofdieren zoals katachtigen, die het paard op de rug springen en in de nek bijten.
Door dan de aanvaller met bokkende bewegingen van zich af te schudden, verliest het paard enkel wat van zijn manen.
De staart wordt gebruikt om insecten te verjagen.

Paarden hebben in het totaal 20 of 18 tanden.Een hengst heeft 2 extra tanden tussen de snijtanden en voorkiezen: de haaktanden.
In de boven- en onderkaak hebben een hengst en een merrie : 6 snijtanden, (2) hoektanden, 6 voorkiezen en 6 kiezen.
Tussen de snijtanden (voortanden) en de kiezen zitten de tandeloze kaakranden (diasteem), ook wel De Lagen genoemd.
Hier ligt het bit op tijdens het rijden.

De grootte (hoogte) van een paard wordt traditioneel gemeten bij de schoft.
Bij een schofthoogte tot 1,47m spreekt men van een pony, bij een schofthoogte van 1,47m tot 1,57m spreekt men van een klein paard en bij een schofthoogte van 1,57m en hoger spreekt men van een paard.

De schofthoogte van volwassen paarden varieert sterk: de Falabella is slechts zo'n 60 cm hoog, terwijl andere rassen bijna twee meter kunnen halen.
Het grootste paardenras is de Shire.
Een 19e eeuwse Shire ruin genaamd Sampson houdt het record grootste paard ter wereld met in 1850 een schofthoogte van ruim 219 cm . Dit ras wordt voornamelijk als werkpaard gebruikt.
De vacht kan zowel effen gekleurd als bont zijn.
Veel voorkomende kleuren zijn bruin, zwart, voskleurig, geel en "vaal".
Het paard is een kuddedier en kan zo'n dertig jaar oud worden.
De maximaal vermelde levensduur van een paard is 46 jaar.

De maximale snelheid die bij een bereden paard ooit is gemeten is 89 kilometer per uur.
De meeste paarden halen ongeveer 60 kilometer per uur.

Paarden leven in kuddeverband.
Hun belangrijkste verweer tegen roofdieren is vluchten.
Ze werken samen om roofdieren zo snel mogelijk te kunnen ontvluchten.
Paarden communiceren met lichaamstaal, in stilte.
Hinniken doen wilde paarden alleen in uiterste noodsituaties.
De 'familiekudde' wordt geleid door een oudere, ervaren merrie.
De kudde telt ongeveer twaalf volwassen merries met hun veulens en een paar dekhengsten.
Het merendeel van de puberende hengstveulens komt in de zogenaamde hengstenkuddes terecht.

De draagtijd is 11 à 12 maanden, maar ook 13 maanden komt voor.
De gemiddelde draagtijd is is 337 dagen.
De draagtijd is langer als het paard in het voorjaar moet bevallen, maar ook bij paarden die voor het eerste een veulen krijgen of bij paarden die veel weidegang krijgen.
Waardoor de draagtijd zoveel varieert is nog niet duidelijk.
Wel is duidelijk dat het veulen er geen nadeel van ondervindt.
Het veulen probeert al direct na de geboorte te gaan staan en kan zich na een paar uur al redelijk op de been houden.
Dit heeft te maken met het feit dat het paard oorspronkelijk op de open vlakte leefde, waar de kudde snel moest kunnen vluchten.
Het is belangrijk dat het veulen binnen enkele uren kan drinken bij zijn moeder.

Juiste benamingen
Hengst: Een mannelijk paard.
Merrie: Een vrouwelijk paard.
Veulen: Paard tot één jaar oud.
Jaarling of enter: Paard tussen de één en twee jaar oud.
Twenter: Paard tussen de twee en drie jaar oud.
Ruin: Een gecastreerd mannelijk paard.
Dekhengst: Een hengst die is goedgekeurd om mee te fokken.
Pony: Kleinere paardenrassen die volwassen een schofthoogte van minder dan 148 cm hebben. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld de paardenrassen Arabier, IJslanders, Haflingers en Fjorden. Deze blijven doorgaans onder de 147,3 cm, maar worden wel paardenrassen genoemd.

Omdat het paard als een 'edel dier' wordt beschouwd, worden door paardenliefhebbers zoals ruiters en koetsiers altijd de termen "hoofd", "mond" en "benen" gebruikt in plaats van "kop", "bek" en "poten".

Gebruik door de mens
Het paard is door de eeuwen heen voor de mens voor allerlei doeleinden zeer waardevol gebleken.
Tienduizenden jaren geleden was het paard voor de mens een belangrijke voedselbron.
Er bestaan nog rotstekeningen uit die tijd waarin paarden worden afgebeeld.
Vermoedelijk kreeg de mens pas in de Jongere Steentijd, die rond 6000 v.Chr. begon, de middelen om grotere dieren te domesticeren.
Er wordt wel gedacht dat de Mongolen, die al eerder het rendier hadden onderworpen, er voor het eerst in slaagden het paard te domesticeren.
Chinees aardewerk uit circa 3500 v.Chr. ondersteunt deze theorie.
Het vermoeden bestaat dat dit ook voor het paard zelf voordelen had, aangezien na de laatste ijstijd de grote open vlakten in voor paarden ongeschikte dichte bossen veranderden.
Een andere theorie gaat ervan uit dat de domesticatie van het paard voor het eerst heeft plaatsgevonden in de Zuid-Russische steppe, door mensen van de Sredny Stog-cultuur (omstreeks 4000 v.Chr.).
Er bestaan goede redenen om aan te nemen dat de Sredny-Stogmensen voorouders waren van de oer-Indo-Europeanen.

In het wild lopen paarden op onbeslagen hoeven.
In het verleden werden hoefijzers als noodzakelijk beschouwd wanneer paarden zware lasten moeten dragen en wanneer zij veel over verharde wegen moeten lopen.
Tegenwoordig menen sommigen dat hoefijzers onnodig zijn, en zelfs schadelijk kunnen zijn voor de paardenhoef.
Daarvoor bestaan tegenwoordig verschillende methoden, waarover de meningen verdeeld zijn.

Paardenvoer
Paarden eten vooral gras, kuilgras en hooi maar ook kuilmaïs, voederbieten, melasse een afvalproduct van de suikerindustrie, geplette gerst, zemelen, wortelen enz.
Daarnaast is er allerhande paardenbrok, een in de fabriek samengesteld voeder, te verkrijgen, maar dit bevat eigenlijk teveel suiker en zetmeel voor paarden.
Een paard in het wild besteedt 60% van de dag aan eten en daarom is het zinvol om het paard onbeperkt van ruwvoer zoals hooi of gras te voorzien.
Ook is het nodig om een liksteen speciaal voor paarden in de wei te plaatsen.
Krachtvoer is dan onnodig en zelfs ongezond voor het darmstelsel van het paard.
Energierijk krachtvoer voor paarden die veel arbeid moeten verrichten bevat vaak haver.
Oude paarden kunnen vaak geen hooi of gras meer eten doordat hun gebit te ver af gesleten is.
Hierdoor vermageren ze sterk.
Half 2005 is er een zogenaamde senioren slobber voor deze paarden op de markt gekomen.
De droogvoerkorrels worden aangemaakt met water (3 tot 4 liter per kg voer), waarna het door het paard opgeslobberd kan worden.

spreuk van de week
Paarden vallen ook, al hebben zij vier benen. -> Iedereen maakt wel eens een fout of kan pech hebben.













<<< vorige Weekblad Archief volgende >>>