Editie 147 | Bladzijde 5 28. nov 2010 AD
<<< vorige volgende >>>


Inhoud


28 11 2010,

- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het welkomswoord en de verjaardagskalender

- Bladzijde 2
Op de tweede pagina vind je het raadsel van de week

- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je de beursbabbels van Adrem

- Bladzijde 4
Op de vierde pagina vind je Diana's intervieuw met..

- Bladzijde 5
Op de vijfde pagina vind je de verhalen van Veghea

- Bladzijde 6
Op de zesde pagina vind je de producten rubriek van Niecke

- Bladzijde 7
Op de zevende pagina vind je "wist je dat.." en het recept van de week

- Bladzijde 8
Op de achtste pagina vind je alles over de competitie

- Bladzijde 9
Op de negende pagina vind je het dankwoord


Gertrudis en haar lot

Er was eens een koninkrijk dat Marvië heette, en in dat koninkrijk lag het dorpje Velddorp waar Gertrudis met haar ouders en twee broers Hubrecht en Lambrecht op een boerderij woonde. Gertrudis hielp haar ouders en broers zo goed ze kon met het harde werk op de boerderij. Haar oudste broer, Lambrecht, zou de boerderij overnemen als vader en moeder niet meer konden werken. Die tijd zou al snel komen, dacht Gertrudis, want vader kon het werk niet zo goed meer aan.

Gertrudis bracht de twee koeien naar de weide naast de stal. Het was een prachtige zonnige dag in oktober. De bladeren aan de fruitbomen kleurden al rood en oranje en bruin. Sommige bladeren lieten al los en waaiden zachtjes over het smalle modderpaadje. Gertrudis sloot het hek achter de koeien. Beide koeien waren al zeven jaar en gaven nog maar weinig melk. Voor nieuwe koeien was nog steeds geen geld.

“Gerrie, ga je mee naar de kloostertuin?” riep Lippin, de buurjongen. Gertrudis rende naar hem toe en samen gingen ze naar het klooster, waar een grote ommuurde tuin bij lag. Ze hielpen elkaar over de muur, nadat ze hadden gekeken of er niemand was. In de tuin groeiden allerlei bomen en planten die door de monniken werden gebruikt voor voedsel of geneesmiddelen.

Lippin pakte een paar peren uit een boom en stak ze in een zak die hij had meegenomen van huis. Plotseling hoorden ze de deur van het klooster opengaan. Gertrudis en Lippin verstopten zich achter een muurtje en keken er stiekem overheen. Broeder Davidius deed de deur achter zich dicht en strekte zich uit. “Wat schenkt God ons toch weer een prachtige dag,” zei hij terwijl hij tevreden de tuin rondkeek. Hij zag hen niet!

Later zochten Gertrudis en Lippin een mooi plekje langs de rivier en aten in de zon hun peren op.
“Wat zijn monniken ook stom,” zei Lippin. Gertrudis lachte.
“Ik zou toch best monnik willen zijn,” zei ze, “dan hoef je niet zo hard te werken als op de boerderij.”
“Nee,” zei Lippin, “maar je moet wel heel veel bidden. Die lui denken veel te veel na!”
“Ja, vind ik ook. Ik zou liever ridder worden.”
Lippin gierde het uit. “Jij, ridder? Je bent een meisje! Haha!”
Gertrudis keek boos. “Waarom zou een meisje geen ridder kunnen worden? Ik kan jou ook best aan, hoor.” Lippin lachte zich slap. Gertrudis stond kwaad op en liep naar huis. Waarom was ze ook een meisje, en dan ook nog een arm meisje, met zo’n stomme boerderij, en van die stomme mensen om zich heen, en… Ze mopperde wat voor zich uit.

Onder het avondeten vertelde Lambrecht dat er morgen een kermis naar het dorp zou komen. Er stonden al allerlei wagens met vreemde dieren op het dorpsplein. Lambrecht vertelde: “Ik heb ook nog een vrouw met een baard gezien!” Hubrecht lachte: “Was het niet een man die op een vrouw leek?” Lambrecht schudde wild zijn hoofd. “Neehee! Het was echt een vrouw!” “Gaan we kijken morgen?” vroeg Gertrudis aan vader. “Alsjeblieft?” Vader zuchtte, hij vond niks aan zulke drukke gebeurtenissen. Liever was hij aan het werk of zat rustig voor zich uit te staren tijdens het vissen. Hij snapte het nut niet van zo’n kermis. Moeder sprak voor haar beurt: “Natuurlijk mag je gaan kijken, Gertrudis, maar neem dan wel je twee nichtjes mee.” Gertrudis was zo blij dat ze naar de kermis mocht, dat ze het even niet erg vond om haar twee vervelende nichtjes op sleeptouw te nemen.

De volgende ochtend zong Gertrudis tijdens het werk op de boerderij. Ze huppelde naar de kippenren en zong de kippen vrolijk toe terwijl ze de eieren verzamelde. Daarna huppelde ze terug naar huis en zette de mand eieren op de keukentafel. Ze boende de keukenvloer en voor ze het wist, was het tijd om naar de kermis te gaan! Ze kleedde zich netjes aan en liep naar het erf waar Hille en Oda al stonden te wachten.

VOLGENDE KEER: Wat zal er op de kermis gebeuren?










<<< vorige Weekblad Archief volgende >>>