Editie 178 | Bladzijde 4 14. aug 2011 AD
<<< vorige volgende >>>


Inhoud


14 08 2011,

- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het welkomswoord en de verjaardagskalender.

- Bladzijde 2
De tweede pagina vind je de ontdekkings reis van Neef Steef en het recept van de week.

- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je de beursbabbels van ome Kilo.

- Bladzijde 4
Op de vierde pagina vind je Floralis stel aan uw voor:

- Bladzijde 5
Op de vijfde pagina vind je Diana's intervieuw met..

- Bladzijde 6
Op de zesde pagina vind je tips om de crisis te overleven

- Bladzijde 7
Op de zevende pagina vind je alles over de competitie

- Bladzijde 8
Op de achtste pagina vind je Willie's pagina.

- Bladzijde 9
Op de negende pagina vind je het nieuws uit de stad.

- Bladzijde 10
Op de tiende pagina vind je het raadsel van de week.

- Bladzijde 11
Op de elfde pagina vind je het dankwoord.


Floralis stel aan uw voor:

Geert Grote,

Een burgemeesterszoon uit Deventer, was op zijn tiende wees geworden. Toch kreeg hij een goede opleiding en hij begon aan een mooie loopbaan. Op zijn eenendertigste werd hij ernstig ziek en dat veranderde zijn leven op slag. Hij ontdekte dat materiële rijkdom niets waard is en stoorde zich aan de weelde waarin veel geestelijken leefden. Hij bekeerde zich en vanaf dat moment begon er een nieuw leven.

Hij deed afstand van vrijwel al zijn bezit, en stelde zijn ouderlijk huis in Deventer beschikbaar voor vrome vrouwen die hun leven aan God wilden wijden. Deze ‘zusters van het gemene leven’ deelden hun bezit, deden eenvoudig werk om aan de kost te komen, en hielden zich verder bezig met gebed en meditatie. Geert Grote zelf trok nu rond om te preken.

De preken van Geert Grote maakten veel indruk en allerlei mensen sloten zich bij hem aan. Eerst waren het er maar een paar - Johannes Brinckerinck, die samen met hem rondtrok, en de vrome vrouwen die zijn huis in Deventer bewoonden - maar na verloop van tijd werd het een echte beweging: de Moderne Devotie.

Na Geerts vroege dood in 1384 sloten zich steeds meer mensen aan bij de beweging. Er werden op allerlei plaatsen zusterhuizen gesticht, eerst in de directe omgeving van Deventer, later ook in Holland, Utrecht en het Rijnland. Niet veel later ontstonden ook de eerste huizen waar broeders van het gemene leven samenwoonden. Net als de zusters kwamen de broeders aan de kost door eenvoudig werk te verrichten. Ook hielden ze zich bezig met het geven van onderwijs op stadsscholen. In Zwolle gebeurde dat bijvoorbeeld door Dirc van Herxen. Hij leerde de jongens lezen en schrijven en maakte vrome liedjes zodat ze de wereldse liederen die op straat werden gezongen zouden vergeten.

Al gauw kreeg de beweging van Meester Geert een grote omvang en in 1387, drie jaar na de dood van Geert Grote, werd in Windesheim, vlak bij Zwolle, een klooster gesticht. Daar golden de regels van het kloosterleven, die een eeuwenlange traditie kenden in de christelijke kerk.

En zo werd de beweging die aan de IJssel was ontstaan, opgenomen in de officiële kerkelijke structuur. Het Kapittel van Windesheim, zoals deze tak werd genoemd, breidde zich snel uit en kende zowel mannen- als vrouwenkloosters. Het klooster voor adellijke vrouwen in Diepenveen bij Deventer is bekend door de beschrijving van het leven van verschillende nonnen (het zusterboek van Diepenveen), waardoor we een goed beeld krijgen van het leven dat die vrouwen leidden. Maar de bekendste Windesheimer was Thomas van Kempen (circa 1380-1471). Zijn boek over de Imitatio Christi, de navolging van Christus, is eeuwenlang een echte bestseller geweest.

Opvallend binnen de Moderne Devotie was de omgang met boeken: de zusters en meer nog de broeders van het gemene leven lazen veel geestelijke teksten en wel in de eerste plaats de bijbel. En terwijl ze lazen, schreven ze stukken over en maakten ze korte notities over wat ze gelezen hadden om alles nog eens goed te kunnen overdenken. Een boekje met dergelijke aantekeningen heet een rapiarium, dat zoiets als samenraapsel betekent. Ook kopieerden de broeders en zuster boeken, vaak voor eigen gebruik, maar ook wel voor anderen. Bijbels, gebedenboeken en allerlei andere vrome teksten werden met de grootst denkbare nauwkeurigheid overgeschreven. Dit kopiëren werd gezien als een goede bezigheid om alle aandacht op God te richten. Wie schreef kon zijn gedachten niet laten afdwalen en bleef dus uit de klauwen van de duivel.

Geert Grote had zelf het voorbeeld gegeven waar het de omgang met boeken betreft. Voor hem waren ze enorm belangrijk. ‘Ik jaag als een vrek op boeken’ schreef hij eens in een brief aan Jan van Ruusbroec. Lezen en schrijven waren voor hem altijd al belangrijk, ze vormden een goede manier om met Gods woord om te gaan. Aan het einde van zijn leven raakte Geert Grote opnieuw in moeilijkheden. Hij kreeg een preekverbod omdat zijn meerderen vonden dat hij te fel van leer trok tegen misstanden in de kerk.

Geert Grote trok zich terug om te mediteren en te schrijven en hij schreef zijn voornaamste boek: de vertaling van het getijdenboek, dat is het belangrijkste Latijnse gebedenboek in de middeleeuwse kerk. Hij vond namelijk dat de tekst ook toegankelijk moest zijn voor mensen die geen Latijn kenden. Deze vertaling bleek een groot succes en er zijn nog zeker duizend handschriften bewaard waarin ze voorkomt. De boeken zijn vaak prachtig geïllustreerd en vormen de opvallendste getuigen van de vrome beweging die begon met een burgemeesterszoon uit Deventer.

Floralis,





<<< vorige Weekblad Archief volgende >>>