De Troubadour
De troubadour vertelt de ene keer een mop, de andere keer een droevig verhaal en weer een andere keer een raadseltje. De rubriek zal vanaf heden overgenomen worden door vaste redacteur Lord Drinkalot!
Als troubadour hou ik van de liefde. Er kan niet genoeg liefde zijn. Zowel tussen mensen als de liefde tussen mens en dier.
Op mijn vele reizen heb ik menig liefdesverhaal mogen aanhoren. Vaak geschiedde dit rond een vuur en een beker mede. Dagen na Valentijnsdag kan ik het jullie het volgende liefdesverhaal wel vertellen.
Ik voer jullie mee naar het â destijds â dorpje Hoorn. Daar moet je als lezer niet te min over denken want Hoorn is DE plek om verliefd te worden.
Voorover gebogen vocht hij tegen de wind die striemde tegen zijn gelaat. Bij elke rondgang van zijn pedalen leek het alsof hij langzamer ging maar in het echt fietste hij sneller dan gewoonlijk.
Ze had een kus gestolen! âMijn kus!â, dacht de fietser hardop. Ze was mooier dan Guusta, Amaranthe en Bigmamma bijeen.
Om het mezelf als troubadour makkelijk te maken, noem ik haar Karin.
Karin stal niet zomaar zijn kus. Ze was al heimelijk verliefd op de fietser voor hij er zelf erg in had. Ze koos gewoon een tijdstip uit en drukte een zoen op zijn lippen voor hij het maar kon beseffen dat hij gezoend werd.
âWaarom ik?â, dacht de fietser. Oké, hij was niet lelijk, kon lekker zoenen en kon fietsen als de beste. Een glimlach verscheen rond zijn mond. âJa, ze is eigenlijk wel leuk!â
Hoe dit afloopt? Mail me maar. hihihihi
Naam: LordDrinkAlot
Dorp: Amsterdam-Westerpark
|
|
De Stad
Een nieuwe rubriek weer in de krant. Haspara behandelt op verzoek (of eigen initiatief) de ontstaansgeschiedenis van steden in kapi Regnum. Het enige wat je hoeft te doen is wat algemene informatie over je stad te verstrekken aan Haspara! Vandaag in deze reeks bespreekt Haspara zijn eigen naam:
Omstreeks 948 vond een handelaar een beurs langs de drukke handelsbaan. Hij nam die mee en zette die op de bank.
Jaren later toen de handelaar bijna rijp was voor zijn pensioen wou hij weten hoeveel zijn beurszakje kapi daalders waard was.
Kranig als hij was spurtte hij naar de bank via de grootste handelsroute van het land. Omdat hij niemand wou omverlopen, riep hij steeds beep beep. Iedereen kon hem zo horen aankomen en plaats voor hem maken. Maar de bankier was met jaarlijks verlof.
Wekenlang liep de kranige handelaar van zijn huisje naar de bank. De handelaars begonnen hem al te kennen als beebeeb. Door zijn snelheid verstonden ze moeilijk zijn uitroep.
Nu het eindelijk gelukt was de bankier te treffen was de handelaar vol spanning. Eindelijk kon hij dat stukje grond kopen naast de drukke handelsroute.
Een jaar na de aankoop van het stuk grond, was er al een heuse stad verrezen. Die stad werd Haspara genoemd omdat die aan een boog in de rivier lag.
De Hasparlingen waren echter in diepe treurnis. Hun stichter was overleden en zou zijn stad nooit meer zien groeien.
Omdat ze best trots op hem waren, riepen ze nog steeds beebeeb wanneer ze liepen zodat niemand omvergelopen zou worden.
Haspara/Beebeeb
Haspara
|
Natuurlijk volgt hier ook nog, voor de enkele trouwe lezer, het laatste deel over de zwaneridder:
De zwaneridder van Nijmegen
Een middeleeuwse sage uit Gelderland
Ze zag het flikkeren van zijn zwaard. Ze hoorde het beuken van ijzer op ijzer. Ze zag mannen vallen, ridders, hoog en fier, tuimelden stervend. Ze zag de aanvoerders onder de slagen van die ene ridder bezwijken. De moed van haar mannen steeg. Ze waagden een uitval. Fel vuurde ze hen aan. Ze zag de vijand wijken en vluchten. Weer schalde de hoorn. De burcht was gered! De vijand trok af in verwarring. Ze snelde het voorplein op.
Daar boog de ridder voor haar met hoofse groet. "Jonkvrouw, ik ben Elias," zei hij. "Ik ben gekomen om u te beschermen." Ze neeg dankend. "Ik ken u reeds," zei ze zacht. "Uw komst was mij aangekondigd." - "Weest welkom."
Nu was er weldra bruiloft op de burcht. Het huwelijk met Elias sloot een nieuw en lichtend pad voor Beatrix open. Hij was een kloeke held en een minzaam man. Hij begon een hevige strijd tegen de vijanden, die Beatrix nog restten. Hij versloeg ze allen en deed het Huis van Kleef stijgen in macht en in aanzien. De koning van Frankenland verhief hem tot de rang van rijksvorst. Zo waren er slechts vier in al zijn landen tezamen.
Eén voorwaarde bedong Elias voor het huwelijk, dat hij met Beatrix sloot. "Vraag mij nooit naar mijn geslacht en mijn afkomst," zei hij. "Want zo je dit ooit deed, zou ik je onmiddellijk moeten verlaten, hoe mij dit ook zou smarten."
Ze zag hem lang in de ernstige, donkere ogen op deze vraag. Toen namen die de gloed van haar eigen ogen over en ze knikte. "Zoals je nu bent, zo ben je me genoeg," zei ze met een lach, "ik heb je verleden niet van node."
Zo gingen de jaren. Ze waren vol geluk. Ze kregen drie zonen: Diederik, Godfried en Koenraad. Die groeiden voorspoedig op. Flinke, degelijke jongemannen werden het. In hen verenigde zich de bezonnen ernst van de vader met het blijde vertrouwen van de moeder.
Later kwam er een ommekeer.
Het geheim, dat over Elias' afkomst lag, begon Beatrix zwaar te drukken. Iedere dag ernstiger en iedere dag dringender rees de vraag: vanwaar toch komt de vader van mijn zonen? Ze vroeg Elias echter niets. Ze drong de vraag met geweld terug.
Toch kwam deze telkens weer boven. Het werd als een gevecht met een duisterdwingende macht. Beatrix werd er stil van. De lach uit haar ogen verdween, een rimpel kwam rechtop in haar voorhoofd en verdween niet meer. Midden in een gesprek dwaalden soms haar gedachten ver af, en haar blik kreeg dan iets dwalends.
Elias bemerkte dit en begreep het wel. "Ik hoop maar, dat ze me niet naar het geheim vraagt," dacht hij. En hij bad, dat zij daartoe de kracht ontvangen zou, want om het haar mee te delen, daartoe had hij de macht niet, evenmin als hij de macht had, om na die noodlottige vraag nog langer bij haar te blijven.
Toch deed ze in een vertrouwelijk ogenblik de vraag. "Zou je...?" begon ze. Hij legde verschrikt zijn hand op haar mond, en ze zweeg. Ze kneep in haar strijd de duimen in haar vuisten. Doch de vraag dwong.
De volgende avond legde ze haar hoofd aan zijn borst en streelde liefkozend zijn haren. "Zou je onze kinderen niet kunnen zeggen, waar hun vader vandaan gekomen is?" vroeg ze met fluisterstem, haperend. Plotseling greep ze in het niet. Elias was weg.
"Elias! Elias!" kreet ze.
Een onweerstaanbare macht dreef haar naar het raam. Vertwijfeld zag ze naar buiten. In het avondlicht gleed de rivier als een zachtglanzende band door het vertrouwde landschap.
"Elias!"
Twee lichtplekken zag ze ver weg op de stroom.
"Elias!"
Doch de lichtplekken gleden verder. De ene plek, de voorste, was als sneeuw zo wit... die daar achter, wat matter... als zilver. Diep bedroefd sloeg ze de handen voor het gelaat.
Snikkend riep ze de naam van de man, die haar zo lief was.
Toen ze weer opkeek, zag haar door tranen verduisterde blik niets dan het snel in glans verminderende water. Ze stond daar in bitter berouw, tot de nacht de wereld opnam.
Sindsdien was het licht uit haar leven voorgoed weg. Elias keerde nimmer, noch liet hij ooit meer iets van zich horen. Beatrix ging in een toren wonen, die dichtbij Kleef aan de rivier stond. Menigmaal klom ze naar boven toe en staarde uit over het water, of haar gemaal niet terugkwam: een zilveren bootje, een sneeuwwitte zwaan. Het was vergeefs. De jaren vloden. Berouw en verlangen kwelden haar. Ze kreeg grijze haren. Haar schoonheid smolt weg, haar krachten namen snel af. Eenmaal nog drong tot haar een gerucht door, dat Elias met Karel Martel tegen de Moren gevochten had. Nog eenmaal flikkerde haar hoop op. Tevergeefs. Toen -werd het voorgoed nacht. Ze stierf, nog niet oud van jaren.
Nadien zei men, dat ze 's nachts rondging door de toren en van de kantelen uitblikte over het water. De mensen daar durfden niet naar boven te zien en spraken van de Witte Vrouw van de Zwanetoren.
De zonen van Elias en Beatrix kwamen tot hoog aanzien. Diederik volgde zijn vader in het graafschap Kleef op. Het gouden zwaard en het zilveren schild behoorden tot zijn erfdeel. Godfried werd graaf van Loen, hij erfde de jachthoorn, terwijl Koenraad, de jongste, de stamvader van de landgraven van Hessen werd. Hij kreeg de ring, waar de prachtige diamant in flonkerde.
Er zijn nog wel verhalen over Elias' verdere leven in omloop, maar het rechte weet men daar niet van; De zwaneridder verdween, zoals hij was gekomen.
Bron: http://www.beleven.org