|
|
<<< vorige
volgende >>>
Inhoud
Augustus alweer,
en een nieuw dagblad
met maar liefst 7 pagina's
ligt voor je neus!
- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het Onderschrift en de verjaardags kalender
- Bladzijde 2
Op de tweede pagina vind je alles over de Competitie
- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je alles over het Raadsel van de Week
- Bladzijde 4
Op de vijfde pagina kan je lezen over de stallingen, Bigmamma's Kookhoek en ook je eigen horoscoop
- Bladzijde 5
Op de zesde staat wederom De Troubadour,Het Interview en de rubriek De Stad
- Bladzijde 6
Op de zesde staat het sprookje, schaakprobleem en de moppenhoek
- Bladzijde 7
Op de zevende vind je uitleg over de Crea Wedstrijd en ook een rubriek Crewpraat!
|
|
De zwaneridder van Nijmegen - Deel 2/2
"Ridder!" fluisterde ze. "Ridder!"
Snel naderden vogel en man daar op de rivier. Recht en onbeweeglijk staande, zag ze. Hij droeg een zwaard, dat als goud glansde in de zon. Hij had een zilveren schild aan zijn voeten, dat droeg een dubbel, gouden kruis. Hij droeg een jachthoorn aan een fluwelen band over de schouder. Van een prachtige ring aan zijn vinger ketste stralend het licht terug op een grote diamant.
Ze zag, hoe de zwaan naar de oever zwom en de ridder aan land trad. Ze onderscheidde nu zijn trekken en herkende de ridder uit haar droom. Het geluk sloeg duizelend door haar aderen. "Ridder!" hijgde ze. "Ridder!" Toen snelde ze naar beneden toe. In de duisternis van de wenteltrap hoorde ze, hoe plotseling rondom de burcht een geweldig gerucht losbrak. Ze versnelde haar schreden. Ondernam men de laatste storm? Ze hoorde het geroep van haar mannen. Wapens kletterden. Door een venster zag ze naar buiten. De vijand drong op.
"Te wapen!" kreet ze schel. "Te wapen!"
Meteen daarop klonk een daverend hoorngeschal. De ridder blies in zijn hoorn. Ze zag, hoe hij zich in het gevecht wierp met een onstuimige drift. De zwaan vloog voor hem uit, boven het deinende strijdgewoel. Leidde de zwaan hem?
Ze zag het flikkeren van zijn zwaard. Ze hoorde het beuken van ijzer op ijzer. Ze zag mannen vallen, ridders, hoog en fier, tuimelden stervend. Ze zag de aanvoerders onder de slagen van die ene ridder bezwijken. De moed van haar mannen steeg. Ze waagden een uitval. Fel vuurde ze hen aan. Ze zag de vijand wijken en vluchten. Weer schalde de hoorn. De burcht was gered! De vijand trok af in verwarring. Ze snelde het voorplein op.
Daar boog de ridder voor haar met hoofse groet. "Jonkvrouw, ik ben Elias," zei hij. "Ik ben gekomen om u te beschermen." Ze neeg dankend. "Ik ken u reeds," zei ze zacht. "Uw komst was mij aangekondigd." - "Weest welkom."
Nu was er weldra bruiloft op de burcht. Het huwelijk met Elias sloot een nieuw en lichtend pad voor Beatrix open. Hij was een kloeke held en een minzaam man. Hij begon een hevige strijd tegen de vijanden, die Beatrix nog restten. Hij versloeg ze allen en deed het Huis van Kleef stijgen in macht en in aanzien. De koning van Frankenland verhief hem tot de rang van rijksvorst. Zo waren er slechts vier in al zijn landen tezamen.
Eén voorwaarde bedong Elias voor het huwelijk, dat hij met Beatrix sloot. "Vraag mij nooit naar mijn geslacht en mijn afkomst," zei hij. "Want zo je dit ooit deed, zou ik je onmiddellijk moeten verlaten, hoe mij dit ook zou smarten."
Ze zag hem lang in de ernstige, donkere ogen op deze vraag. Toen namen die de gloed van haar eigen ogen over en ze knikte. "Zoals je nu bent, zo ben je me genoeg," zei ze met een lach, "ik heb je verleden niet van node."
Zo gingen de jaren. Ze waren vol geluk. Ze kregen drie zonen: Diederik, Godfried en Koenraad. Die groeiden voorspoedig op. Flinke, degelijke jongemannen werden het. In hen verenigde zich de bezonnen ernst van de vader met het blijde vertrouwen van de moeder.
Later kwam er een ommekeer.
Het geheim, dat over Elias' afkomst lag, begon Beatrix zwaar te drukken. Iedere dag ernstiger en iedere dag dringender rees de vraag: vanwaar toch komt de vader van mijn zonen? Ze vroeg Elias echter niets. Ze drong de vraag met geweld terug.
Toch kwam deze telkens weer boven. Het werd als een gevecht met een duisterdwingende macht. Beatrix werd er stil van. De lach uit haar ogen verdween, een rimpel kwam rechtop in haar voorhoofd en verdween niet meer. Midden in een gesprek dwaalden soms haar gedachten ver af, en haar blik kreeg dan iets dwalends.
Elias bemerkte dit en begreep het wel. "Ik hoop maar, dat ze me niet naar het geheim vraagt," dacht hij. En hij bad, dat zij daartoe de kracht ontvangen zou, want om het haar mee te delen, daartoe had hij de macht niet, evenmin als hij de macht had, om na die noodlottige vraag nog langer bij haar te blijven.
Toch deed ze in een vertrouwelijk ogenblik de vraag. "Zou je...?" begon ze. Hij legde verschrikt zijn hand op haar mond, en ze zweeg. Ze kneep in haar strijd de duimen in haar vuisten. Doch de vraag dwong.
De volgende avond legde ze haar hoofd aan zijn borst en streelde liefkozend zijn haren. "Zou je onze kinderen niet kunnen zeggen, waar hun vader vandaan gekomen is?" vroeg ze met fluisterstem, haperend. Plotseling greep ze in het niet. Elias was weg.
"Elias! Elias!" kreet ze.
Een onweerstaanbare macht dreef haar naar het raam. Vertwijfeld zag ze naar buiten. In het avondlicht gleed de rivier als een zachtglanzende band door het vertrouwde landschap.
"Elias!"
Twee lichtplekken zag ze ver weg op de stroom.
"Elias!"
Doch de lichtplekken gleden verder. De ene plek, de voorste, was als sneeuw zo wit... die daar achter, wat matter... als zilver. Diep bedroefd sloeg ze de handen voor het gelaat.
Snikkend riep ze de naam van de man, die haar zo lief was.
Toen ze weer opkeek, zag haar door tranen verduisterde blik niets dan het snel in glans verminderende water. Ze stond daar in bitter berouw, tot de nacht de wereld opnam.
Sindsdien was het licht uit haar leven voorgoed weg. Elias keerde nimmer, noch liet hij ooit meer iets van zich horen. Beatrix ging in een toren wonen, die dichtbij Kleef aan de rivier stond. Menigmaal klom ze naar boven toe en staarde uit over het water, of haar gemaal niet terugkwam: een zilveren bootje, een sneeuwwitte zwaan. Het was vergeefs. De jaren vloden. Berouw en verlangen kwelden haar. Ze kreeg grijze haren. Haar schoonheid smolt weg, haar krachten namen snel af. Eenmaal nog drong tot haar een gerucht door, dat Elias met Karel Martel tegen de Moren gevochten had. Nog eenmaal flikkerde haar hoop op. Tevergeefs. Toen -werd het voorgoed nacht. Ze stierf, nog niet oud van jaren.
Nadien zei men, dat ze 's nachts rondging door de toren en van de kantelen uitblikte over het water. De mensen daar durfden niet naar boven te zien en spraken van de Witte Vrouw van de Zwanetoren.
De zonen van Elias en Beatrix kwamen tot hoog aanzien. Diederik volgde zijn vader in het graafschap Kleef op. Het gouden zwaard en het zilveren schild behoorden tot zijn erfdeel. Godfried werd graaf van Loen, hij erfde de jachthoorn, terwijl Koenraad, de jongste, de stamvader van de landgraven van Hessen werd. Hij kreeg de ring, waar de prachtige diamant in flonkerde.
Er zijn nog wel verhalen over Elias' verdere leven in omloop, maar het rechte weet men daar niet van; De zwaneridder verdween, zoals hij was gekomen.
* * * EINDE * * *
mogelijk gemaakt door 999Rome999
|
|
Moppenhoek
Aardappelhumor
Twee aardappelen komen elkaar tegen op straat.
Zegt de ene tegen de andere : "Wat zie jij er bedrukt uit, zeg"
"Kan ik geloven !", antwoordt de andere, "Mijn vader zit in de puree ..."
Vakantie
Een vogel, een vis en een krokodil zitten samen aan tafel over
de voorbije vakantie te praten. Aan de vis wordt gevraagd waar hij
geweest is. "Ge weet", zegt de vis "Ik kan goed zwemmen, mijn vrouw
kan goed zwemmen en mijn kinderen kunnen goed zwemmen. Wij zijn dan
maar naar de Noordzee geweest. Prachtig onderwater!!!"
Vervolgens wordt hetzelfde aan de vogel gevraagd. "Wel", zegt de
vogel,"Ik kan goed vliegen, mijn vrouw vliegt goed en mijn kinderen
vliegen ook niet slecht. Wij zijn naar de Ardennen geweest. Prachtig
met al die heuvels en dalen om door te vliegen!!!"
Tenslotte wordt dezelfde vraag aan de krokodil gesteld. "Tja,",zegt de
krokodil,"Ik heb een groot bakkes, mijn vrouw heeft een groot bakkes
en mijn kinderen hebben een groot bakkes. Wij zijn dan maar in
Antwerpen gebleven.
Vreemde haan
Op een boerderij heeft de haan zijn beste tijd gehad, en de boer vindt dat het tijd geworden is om een nieuwe haan aan te schaffen.
Wanneer die nieuwe, jonge haan aankomt in het kippehok, zegt de oude haan tegen hem:
Ik besef wel dat ik niet meer van de jongsten ben, en ik zal je met pezier mijn plaats afstaan, als je me kan verslaan in een looprace van de ene kant van het erf naar de andere. De enige voorwaarde die ik stel, is dat ik vier meter voorsprong wil.
De jonge haan, overtuigd van zijn capaciteiten, gaat akkoord met dit voorstel, en de hanen beginnen te lopen. Na een tiental meters koers zoeft er opeens een pijl door de lucht, en de jonge haan valt dood neer.
Verdorie, zegt de boer, met de boog nog natrillend in zijn handen, dat is nu al de vierde haan van de verkeerde soort deze week!!!
|
|
Wit is aan zet en wint.
De oplossing van vorige week volgt nog!
bassjunk
|
|
|
|