Editie 52 | Bladzijde 6 5. okt 2008 AD
<<< vorige volgende >>>


Inhoud


September alweer,


- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het Onderschrift en de verjaardags kalender

- Bladzijde 2
Op de tweede pagina vind je alles over de Competitie

- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je alles over het Raadsel van de Week

- Bladzijde 4
Op de vijfde pagina kan je lezen over de stallingen, Bigmamma's Kookhoek en ook je eigen horoscoop

- Bladzijde 5
Op de zesde staat wederom De Troubadour,Het Interview en de rubriek De Stad

- Bladzijde 6
Op de zesde staat het sprookje, schaakprobleem en de moppenhoek

- Bladzijde 7
Op de zevende vind je uitleg over de Crea Wedstrijd en ook een rubriek Crewpraat!


De zwaneridder van Nijmegen - Deel 2/2





"Ridder!" fluisterde ze. "Ridder!"

Snel naderden vogel en man daar op de rivier. Recht en onbeweeglijk staande, zag ze. Hij droeg een zwaard, dat als goud glansde in de zon. Hij had een zilveren schild aan zijn voeten, dat droeg een dubbel, gouden kruis. Hij droeg een jachthoorn aan een fluwelen band over de schouder. Van een prachtige ring aan zijn vinger ketste stralend het licht terug op een grote diamant.

Ze zag, hoe de zwaan naar de oever zwom en de ridder aan land trad. Ze onderscheidde nu zijn trekken en herkende de ridder uit haar droom. Het geluk sloeg duizelend door haar aderen. "Ridder!" hijgde ze. "Ridder!" Toen snelde ze naar beneden toe. In de duisternis van de wenteltrap hoorde ze, hoe plotseling rondom de burcht een geweldig gerucht losbrak. Ze versnelde haar schreden. Ondernam men de laatste storm? Ze hoorde het geroep van haar mannen. Wapens kletterden. Door een venster zag ze naar buiten. De vijand drong op.

"Te wapen!" kreet ze schel. "Te wapen!"

Meteen daarop klonk een daverend hoorngeschal. De ridder blies in zijn hoorn. Ze zag, hoe hij zich in het gevecht wierp met een onstuimige drift. De zwaan vloog voor hem uit, boven het deinende strijdgewoel. Leidde de zwaan hem?

Ze zag het flikkeren van zijn zwaard. Ze hoorde het beuken van ijzer op ijzer. Ze zag mannen vallen, ridders, hoog en fier, tuimelden stervend. Ze zag de aanvoerders onder de slagen van die ene ridder bezwijken. De moed van haar mannen steeg. Ze waagden een uitval. Fel vuurde ze hen aan. Ze zag de vijand wijken en vluchten. Weer schalde de hoorn. De burcht was gered! De vijand trok af in verwarring. Ze snelde het voorplein op.

Daar boog de ridder voor haar met hoofse groet. "Jonkvrouw, ik ben Elias," zei hij. "Ik ben gekomen om u te beschermen." Ze neeg dankend. "Ik ken u reeds," zei ze zacht. "Uw komst was mij aangekondigd." - "Weest welkom."

Nu was er weldra bruiloft op de burcht. Het huwelijk met Elias sloot een nieuw en lichtend pad voor Beatrix open. Hij was een kloeke held en een minzaam man. Hij begon een hevige strijd tegen de vijanden, die Beatrix nog restten. Hij versloeg ze allen en deed het Huis van Kleef stijgen in macht en in aanzien. De koning van Frankenland verhief hem tot de rang van rijksvorst. Zo waren er slechts vier in al zijn landen tezamen.

Eén voorwaarde bedong Elias voor het huwelijk, dat hij met Beatrix sloot. "Vraag mij nooit naar mijn geslacht en mijn afkomst," zei hij. "Want zo je dit ooit deed, zou ik je onmiddellijk moeten verlaten, hoe mij dit ook zou smarten."

Ze zag hem lang in de ernstige, donkere ogen op deze vraag. Toen namen die de gloed van haar eigen ogen over en ze knikte. "Zoals je nu bent, zo ben je me genoeg," zei ze met een lach, "ik heb je verleden niet van node."

Zo gingen de jaren. Ze waren vol geluk. Ze kregen drie zonen: Diederik, Godfried en Koenraad. Die groeiden voorspoedig op. Flinke, degelijke jongemannen werden het. In hen verenigde zich de bezonnen ernst van de vader met het blijde vertrouwen van de moeder.

Later kwam er een ommekeer.

Het geheim, dat over Elias' afkomst lag, begon Beatrix zwaar te drukken. Iedere dag ernstiger en iedere dag dringender rees de vraag: vanwaar toch komt de vader van mijn zonen? Ze vroeg Elias echter niets. Ze drong de vraag met geweld terug.

Toch kwam deze telkens weer boven. Het werd als een gevecht met een duisterdwingende macht. Beatrix werd er stil van. De lach uit haar ogen verdween, een rimpel kwam rechtop in haar voorhoofd en verdween niet meer. Midden in een gesprek dwaalden soms haar gedachten ver af, en haar blik kreeg dan iets dwalends.

Elias bemerkte dit en begreep het wel. "Ik hoop maar, dat ze me niet naar het geheim vraagt," dacht hij. En hij bad, dat zij daartoe de kracht ontvangen zou, want om het haar mee te delen, daartoe had hij de macht niet, evenmin als hij de macht had, om na die noodlottige vraag nog langer bij haar te blijven.

Toch deed ze in een vertrouwelijk ogenblik de vraag. "Zou je...?" begon ze. Hij legde verschrikt zijn hand op haar mond, en ze zweeg. Ze kneep in haar strijd de duimen in haar vuisten. Doch de vraag dwong.

De volgende avond legde ze haar hoofd aan zijn borst en streelde liefkozend zijn haren. "Zou je onze kinderen niet kunnen zeggen, waar hun vader vandaan gekomen is?" vroeg ze met fluisterstem, haperend. Plotseling greep ze in het niet. Elias was weg.

"Elias! Elias!" kreet ze.

Een onweerstaanbare macht dreef haar naar het raam. Vertwijfeld zag ze naar buiten. In het avondlicht gleed de rivier als een zachtglanzende band door het vertrouwde landschap.

"Elias!"

Twee lichtplekken zag ze ver weg op de stroom.

"Elias!"

Doch de lichtplekken gleden verder. De ene plek, de voorste, was als sneeuw zo wit... die daar achter, wat matter... als zilver. Diep bedroefd sloeg ze de handen voor het gelaat.

Snikkend riep ze de naam van de man, die haar zo lief was.

Toen ze weer opkeek, zag haar door tranen verduisterde blik niets dan het snel in glans verminderende water. Ze stond daar in bitter berouw, tot de nacht de wereld opnam.

Sindsdien was het licht uit haar leven voorgoed weg. Elias keerde nimmer, noch liet hij ooit meer iets van zich horen. Beatrix ging in een toren wonen, die dichtbij Kleef aan de rivier stond. Menigmaal klom ze naar boven toe en staarde uit over het water, of haar gemaal niet terugkwam: een zilveren bootje, een sneeuwwitte zwaan. Het was vergeefs. De jaren vloden. Berouw en verlangen kwelden haar. Ze kreeg grijze haren. Haar schoonheid smolt weg, haar krachten namen snel af. Eenmaal nog drong tot haar een gerucht door, dat Elias met Karel Martel tegen de Moren gevochten had. Nog eenmaal flikkerde haar hoop op. Tevergeefs. Toen -werd het voorgoed nacht. Ze stierf, nog niet oud van jaren.

Nadien zei men, dat ze 's nachts rondging door de toren en van de kantelen uitblikte over het water. De mensen daar durfden niet naar boven te zien en spraken van de Witte Vrouw van de Zwanetoren.

De zonen van Elias en Beatrix kwamen tot hoog aanzien. Diederik volgde zijn vader in het graafschap Kleef op. Het gouden zwaard en het zilveren schild behoorden tot zijn erfdeel. Godfried werd graaf van Loen, hij erfde de jachthoorn, terwijl Koenraad, de jongste, de stamvader van de landgraven van Hessen werd. Hij kreeg de ring, waar de prachtige diamant in flonkerde.

Er zijn nog wel verhalen over Elias' verdere leven in omloop, maar het rechte weet men daar niet van; De zwaneridder verdween, zoals hij was gekomen.

* * * EINDE * * *

mogelijk gemaakt door 999Rome999





Moppenhoek

De Sint en de Kerstman
Sinterklaas en de Kerstman zitten samen aan de bar. Zegt Sinterklaas tegen de Kerstman: "Geef mij maar een biertje!" Zegt de Kerstman: "Ja dag, ik ben Sinterklaas niet!"

De Duitse herder en een Engelse bulldog
Een duitse herder en een engelse bulldog staan op de 14e verdieping van een flat. Zegt de bulldog tegen de herder "He, zullen we naar beneden springen! " Zegt de herder: liever niet dan krijg ik ook zo'n kop als jij".







Wit is aan zet en wint.




De oplossing van vorige week volgt nog!

bassjunk


<<< vorige Weekblad Archief volgende >>>