Editie 75 | Bladzijde 5 8. mrt 2009 AD
<<< vorige volgende >>>


Inhoud


8 Maart 2009,
Alweer editie 75... op naar de 100!!!!
Een krant voor en door spelers!


- Bladzijde 1
Op de voorpagina vind je Het Onderschrift en de verjaardagskalender

- Bladzijde 2
Op de tweede pagina vind je alles over de Competitie

- Bladzijde 3
Op de derde pagina vind je alles over het Raadsel van de Week

- Bladzijde 4
Op de vierde pagina vind je de stallingen, Bigmama's kookhoek en het gezegdehoekje

- Bladzijde 5
Op de vijfde pagina vind je het interview en een productverslag uit boerendorp

- Bladzijde 6
Op de zesde pagina de nieuwe rubrieken van ome kilo en de gildes




Productnieuws uit Malinwa25dorp




De Zijderoute en zijde

Zijde is een natuurlijke substantie die wordt afgescheiden door bepaalde insecten en stolt bij contact met de lucht. Het bekendst voor haar productie is de zijderups. Er zijn ook bepaalde spinnen die geschikt zijn voor de zijdeteelt. Terwijl de rupsen er hun cocon mee maken, weven spinnen er hun web van.


De Chinezen verstonden al ver voor onze jaartelling als enigen de kunst van de zijdefabricage. De eerste buitenlanders die rollen van de kostbare stof afnamen waren Perzen, rond 100 voor Christus. De Romeinen volgden snel. Zo ontstonden handelsroutes tussen oost en ‘west’, waarover goud, amber, ivoor, edelstenen, wol, wijn, gekleurd glas en paarden naar China werden vervoerd, in ruil voor Chinese zijde, maar ook bont, specerijen, lakwerk, papier, thee en bronzen voorwerpen. Behalve koopwaar wisselden de reizigers ook culturele zaken uit, waaronder muziek en dans, taal, wetenschappelijke kennis en religie. Er zijn nog zo'n 50 andere landen waar zijde vandaan komt.

De Zijderoute is de verzamelnaam voor verschillende karavaansporen van Xian in China tot aan de Zwarte Zee en de Middellandse Zee. Een conserverende deken van woestijnzand heeft ervoor gezorgd dat we nog veel historische schatten uit de bloeitijd van de Zijderoute kunnen zien.


Een sprookje uit China
Ongeveer 4500 jaar gelden was er in China een keizerin die Shi Ling Shi heette. Op een dag wandelde zij langs de Gele Rivier. Plotseling werd ze door een slang aangevallen en doodsbang rende ze naar de dichtstbijzijnde boom. Ze klom erin en wachtte op hulp.

De boom was een moerbeiboom. Shi Ling Shi zag dat er heel veel kleine eitjes aan de bladeren gekleefd zaten. Dit vond ze heel interessant. Daarom ging ze, nadat ze gered was, nog vaak naar de boom terug. Ze zag toen hoe uit de eitjes rupsen kwamen. En hoe later de rupsen een wit omhulsel, een cocon, om zich heen sponnen.

Op een dag, toen Shi Ling Shi onder de moerbeiboom thee zat te drinken, viel er zo'n cocon in haar warme thee. Toen zij de cocon eruit wilde halen, viel die uiteen in draden.
Nu was Shi Ling Shi erg op mooie kleren gesteld. Geen wonder dat ze van deze glanzende draden haar kleding ging weven. In deze kleding zag ze er zó mooi uit, dat haar man, keizer Huang Di, tegen zijn volk zei: "Voortaan moet iedereen zijderupsen gaan telen en niemand buiten China mag weten hoe dat gaat".

Heel lang hebben de Chinezen het geheim van de zijdeteelt bewaard. En niemand durfde dit geheim te verraden. Want deed men dat tòch, dan werd men gedood.

In het jaar 400 trouwde een prinses uit China met een prins uit Toerkestan. In dit land was de zijde onbekend. Omdat de prinses erg graag zijde droeg, nam ze stiekem een paar eitjes van de zijdevlinder mee. Ze verborg ze in de bloemen van haar kapsel. Zo nam ze het geheim mee.

Tweehonderd jaar later smokkelden twee monniken de eitjes mee naar Turkije. De twee slimmeriken verstopten de eitjes in holle bamboestokken.

In het begin van de dertiende eeuw vertrok een leger uit het noorden van Italië naar Jeruzalem. Onderweg viel het leger Turkije aan en keerde terug met een rijke oorlogsbuit.

Nu denk je misschien dat ze karrenvrachten goud hadden geroofd. Nee hoor, hun buit bestond uit….. zijderupsen! Ze wisten namelijk dat één kilo zijde evenveel waard was als één kilo goud!! En dat je door de zijdeteelt dus schatrijk kon worden.

Zo werd de zijdeteelt ook in Italië bekend. Nog in diezelfde eeuw kwam de zijdeteelt terecht in Frankrijk. Daar werd het maken van zijde een belangrijke industrie. Pas na de Tweede Wereldoorlog, dus na 1945, werd dat minder. Men vond toen uit hoe je kunstzijde moet maken. Kunstzijde is veel goedkoper dan de echte natuurzijde. Maar echte zijde blijft het mooist!




Zijde in Kapi Regnum
Zijde wordt verkregen in de karavanserij.

Benodigd: 0.1 Stuks Karren 0.1 Stuks Paarden 0.5 Stuks Ham 1 Potten Honing
Productiekosten: 67,33 ¢τ per Baal

Zoals je kan zien heb je verschillende goederen nodig om zijde te kunnen verkrijgen. Het 'productieproces' is een pak ingewikkelder dan pakweg bier, maar eenmaal je het productieproces mooi hebt afgestemd kan je een mooie winst maken. De gemiddelde verkoopprijs op de levensmiddelenmarkten bedraagt ongeveer 1150 ¢τ met een gemiddelde kwaliteit van 11,85. Momenteel worden er zo'n 44 000 balen per dag verkocht.

Ik zou durven zeggen... die zijde is een 'winner'




Op de vlaschaard


De ranke, soepele vlasvezels dienen als grondstof voor linnen. En van het lijnzaad kan olie, verf en zeep gemaakt worden. Zelfs het afval gaat niet verloren. Eerst gingen de korte vezels (klodden) naar een touwslagerij en werden de gebroken stukjes stengel (lemen) aangewend als brandstof voor stookketels. Later ontdekte men dat de klodden ook gebruikt kunnen worden om papier te vervaardigen. Zo worden Amerikaanse dollarbiljetten tot op vandaag van vlas gemaakt.

De zaaier maakt zijn keuze uit de verschillende soorten lijnzaad. Zo wordt een onderscheid gemaakt tussen het blauwbloemige zaaigoed dat erg fijne vlasvezels oplevert, en het witbloemige zaad dat grovere en meer resistente vezels geeft. Vooral het blauwbloemige zaad werd in Vlaanderen courant gebruikt. Dit zaaigoed werd in de volksmond “tonnezaad” of “Riga-zaad” genoemd, omdat het in de 19de eeuw in ronde kisten uit de Baltische havenstad Riga naar Vlaanderen werd verscheept. Het was een erg kostbaar goed, en dus moesten de vlassers steeds op hun hoede zijn voor vervalsingen.

In het voorjaar, tussen het einde van februari en mei werd het vlas gezaaid. Hoe vroeger men zaaide, hoe groter het risico. Enkele maartse of aprilse grillen konden immers roet in het eten gooien. Vandaar dat het zaaien gepaard ging met tal van rituelen, wijdingen en bijgeloof.

Einde april was de tijd rijp om het onkruid op de vlaschaard te wieden. Indien dit niet zou gebeuren, dan kon de groei van het vlas belemmerd worden. Wieden was bij uitstek een vrouwenwerk. Goed ingeduffeld en op kousenvouten kropen de wiedsters op handen en voeten over de berijmde vlaschaard, en verwijderden ze het onkruid met de hand. Dit was een lastig karwei. Toch was de sfeer op de vlasakker vaak uitgelaten: de wiedsters hadden nu de tijd om heel wat bij te praten en lieten de geruchten- (en roddel)molen op volle toeren draaien. Samen met het onkruid verlegden ze zo ook de geheimen van de parochie.

Vlas bloeit normaal in de eerste helft van juni, en slechts gedurende enkele luttele uren. Niettemin is het een spectaculair en niet te missen schouwspel. Soms stonden de bloeiende vlasschaards onbewegelijk onder een stralende hemel. Soms toverde de wind ze om tot uitgestrekte zeeën met golvende blauwe of witte baren. Befaamde streekdichters als Guido Gezelle en René De Clercq wijdden dan ook menig vers aan dit wonderlijke tafereel.

Dertig dagen na de bloeitijd is het vlas slijtrijp. Vlas slijten (uittrekken) gebeurde tot voor WOII vooral met de hand en was ontstellend hard labeur. Hierbij werd een beroep gedaan op rondtrekkende seizoensarbeiders, mannen en vrouwen met een ijzeren gestel. Voor dag en dauw werd het werkvolk, dat een onderkomen had gevonden in de schuur van de boer, door roepers uit hun nest gehaald, om in de koelte van de morgen aan de slag te kunnen gaan. Gebogen, met een stramme rug en blaren op de handen, terwijl de zon ongenadig in hun nek brandde, werkten de slijters de ganse dag door.

Om het werkritme aan te geven en om het ééntonige slijtwerk op te vrolijken zongen de arbeiders vlassersliederen. Van de boer of de koper werd verwacht dat hij van tijd tot tijd enkele kruiken jenever of een vat bier liet aanrukken voor zijn werkvolk. Als de boer echter geen aanstalten maakte om de slijters iets aan te bieden, dan aarzelden deze niet om ’s mans vrekkigheid aan de kaak te stellen. Een luid “arremoe!” weerklonk dan over de vlasschaard en was in de omgeving duidelijk hoorbaar. Wanneer er nog slechts een hoekje vlas overeind stond, dan kwam er iemand aandraven met de “gepinte mei”. Deze gekleurde stok werd vervolgens in het vlas geplant, waarna het slijtfeest kon beginnen.

Het vlas lag in bundels op de vlasschaard te drogen totdat het stijf was. Nu kon de hager aan zijn taak beginnen. Met behulp van een stoel of een been en heel wat behendigheid werd het vlas in mooie rechte hagen gezet zodat het helemaal kon drogen. Daarna werd het vlas naar schuren of zolders gevoerd, of gestapeld in mijten op het land in afwachting van de verdere bewerking.

Tijdens de koude winteravonden trok de vlasser zich terug in zijn schuur of werkplaats om het vlas te ontzaden. Ook het lijnzaad is immers een kostbaar goed en wordt gebruikt voor de productie van olie, verf en zeep. Bij het ontzaden bediende de vlasser zich aanvankelijk van eenvoudige handwerktuigen als de repe of de boothamer.



Vlas binnen kapi:
Voor vlas te produceren heb je enkel water(10 emmertjes) nodig. Vlas wordt in de boerderij gemaakt en kan niet op de markt rechtstreeks verkocht worden. Vlas dient als tussenproduct om volgende producten te produceren:
kleding en netten...
Kleding is een exclusief product, terwijl je netten dient te gebruiken om visjes te vangen...

Per baal bedraagt de productiekost 0.30 ¢τ.



Met vriendelijke groeten,

Malinwa25









Deze week heeft onze razende reporter Lord DrinkAlot, geen vrijwilligers gevonden!






<<< vorige Weekblad Archief volgende >>>