Het leven van een troubadour onderweg van dorp naar dorp is vaak een lastige onderneming. Met mooi weer is het makkelijker dan in de maand december als het buiten guur is en ik vaak nat bij een boer in Kapi aanklop om te vragen of ik er mag overnachten. Vaak laten ze me wel binnen voor het laatste nieuws en de heetste roddels. Meestal krijg ik dan wel een stuk brood met wat soep.
Lukt het mij echter niet om een slaapplek te bemachtigen, dan is het vaak dingen maar eten uit de natuur. Slapen, drinken en eten zijn de belangrijkste dagbesteding bij het opstaan. Hieronder een oud gedicht. Ik vond het ergens in een boekhandel waar ik schuilde voor de december buien.
Ode aan een boterham
(met dank aan de bakker)
aardappel
wat heb ik je
gehaat
rooiend op het land
met kapotte handen en
per kistje betaald
de poot tussen de tros
verrot in de grond
bleef zwart achter
mijn bakker zegt hetzelfde
tegen de aardappel wordt
geschopt maar
leg voor de aardigheid
eens een boterham op straat
een boterham heeft iets sacraals
mensen leggen hem bij een boom
voor vogels
niet zo
de aardappel
in t geheim gegroeid
knoestig en raar vaak van vorm
maar een boterham:
nee
je schopt niet tegen brood
J. Bernlef
Uit: Achter de rug 1997
Gedichten 1960-1990
|